Criminal profiling is het maken van een psychologisch profiel van een dader o.a. op basis van het plaats delict (PD). Maar niet alleen het PD bevat informatie over de dader maar ook verwondingen van het slachtoffer geven veel informatie over de dader. Daarnaast kunnen achtergronden van het slachtoffer informatie geven over de dader, dat ook wel victimologie wordt genoemd, dat een relatief jonge (interdisciplinaire) wetenschap is. Al deze zaken geven zicht op hoe (een moord) of moorden gepleegd (is) zijn, met andere woorden, de modus operandi.
Er zijn grofweg twee vormen waarop het profielschetsen van een dader gebaseerd is:
1)Inductief
Gebaseerd op statistische data en gedragsmodellen. De profielschets wordt gedaan op basis van algemeenheden en generalisaties van andere -vergelijkbare,oude- moordzaken/PD. Deze kennis wordt toegepast op de zaak die de politie wilt onderzoeken. De analyse heeft als voordeel dat het weinig tijd kost, snel beschikbaar is en dat de profiler weinig of geen psychologische kennis hoeft te hebben van menselijk gedrag. De bekende dichotomie, gehanteerd door de FBI, van een georganiseerde versus een gedesorganiseerde dader is een voorbeeld van inductief profielschetsen. Door profilers die niet bij de FBI werken wordt deze tweedeling bekritiseerd, men heeft de voorkeur voor deductief profielschetsen dat specifieker gericht is op de unieke kenmerken van ieder PD.
2) deductief
Het plaats delict, MO en de achtergronden van het slachtoffer(s) vormen de basis om een psychologisch profiel te schetsen van de dader. Deze analyse is tijdrovender maar is wel helemaal afgestemd op alle informatie van het PD, etc.
Deze vorm wordt in het Engels ook wel 'behavioral evidence analysis' genoemd', een voorstander hiervan is de Amerikaanse forensisch psycholoog Brent E. Turvey.
Beide vormen van profileren sluiten elkaar niet uit maar kunnen elkaar goed aanvullen, het zijn twee uitersten van het spectrum.
Geografisch profileren
Een andere vorm van profileren is het geografisch profileren. Het analyseert de plaatsen delict in zijn samenhang en probeert op basis van deze gegevens de locatie van de dader te bepalen. Er zijn vier theoriëen, waarvan 1 (misdaads-patroontheorie) de nadruk legt op de interactie tussen de persoonlijkheid van de dader en de vindplaatsen van de slachtoffers. Slachtoffers worden nooit zomaar op een bepaalde locatie achtergelaten. en.wikipedia.org/wiki/Geographic_profiling Een bekende (geografische) profiler is Dr. David Canter (www.ia-ip.org/temp/index.php?page=87). Hij adviseerde het zogenaamde 3D-team in de zaak-Vaatstra.
Belangrijk is ook nog op te merken dat voor een misdaad drie factoren een belangrijke rol spelen: motief, middelen en gelegenheid. Dit is vergelijkbaar met een branddriehoek (nl.wikipedia.org/wiki/Branddriehoek).
Wanneer één factor ontbreekt kan de misdaad door een bepaald persoon (vrijwel) niet gepleegd zijn en dus uitgesloten worden.
Tot slot
De lezer moet zich ook nog bedenken dat toen de zaak van Koos H. speelde, begin jaren '80, in Nederland er geen kennis bestond (ook niet bij de politie) over seriemoordenaars en soortgelijke misdrijven. Een lacune waar dus dankbaar gebruik van werd gemaakt, o.a. door officier van Justitie R.A. Schimmel (die het onderzoek leidde); door te beweren dat het boek (gevonden in de woning van Koos H.) over lustmoordenaars het bewijs zou zijn dat Koos H. de moorden had gepleegd. Over een 'staged crime scene' gesproken.....
Een wetenschappelijk (overzichts)artikel over criminal profiling:
Een artikel over modus operandi en 'crime scene' analyse
www.drtomoconnor.com/3220/3220lect04a.htm
Brent E. Turvey (2007). Criminal Profiling. An introduction to behavioral evidence analysis.
Downloadbaar boek Serial Murder and the Psychology of Violent crimes, R.N. Kocsis, PhD (2008).